BEKLAG VAN CHRISTUS (IMPROPERIA)

Popule meus, quid feci tibi?
Aut in quo contristavi et?
responde mihi.
Mijn volk, wat heb Ik u gedaan?
of waarmee heb Ik u bedroefd?
Antwoord Mij.
Quia eduxi te de terra Aegypti: 
parasti Crucem Salvatori tuo.
Omdat Ik u uit het land van Egypte heb gevoerd: hebt gij voor uw Verlosser een Kruis bereid.
Popule meus, quid feci tibi?
Aut in quo contristavi et?
responde mihi.
Mijn volk, wat heb Ik u gedaan?
Of waarmee heb Ik u bedroefd?
Antwoord Mij.
Hagios o Theos.
Hagios Ischyros.
Hagios Athanatos,
eleison himas.
Heilige God.
Heilige Sterke.
Heilige Onsterfelijke,
ontferm U over ons.
Quia eduxi te per desertum quadraginta annis, et manna cibavi te,et introduxi te in terram satis bonam: parasti Crucem Salvatori tuo. Omdat Ik u gedurende veertig jaren door de woestijn heb geleid, met manna gespijzigd, en een heerlijk land binnengeleid: hebt gij voor uw Verlosser een Kruis bereid.
Hagios o Theos.
Hagios Ischyros.
Hagios Athanatos,
eleison himas.
Heilige God.
Heilige Sterke.
Heilige Onsterfelijke,
ontferm U over ons.
Quid ultra debui facere tibi, et non fici? Ego quidem plantavi te vineam electam meam speciosissimam: 
et et facta es mihi nimis amara: aceto namque sitim meam potasti: et lancea perforasti latus Salvatori tuo.
Wat meer had Ik voor u moeten doen dat Ik niet gedaan heb? Ik immers heb u geplant als mijn allerschoonste wijngaard:
en gij zijt Mij zeer bitter geworden: want met azijn hebt gij mijn dorst gelest en met een lans hebt gij de zijde van uw Verlosser doorboord.
Hagios o Theos.
Hagios Ischyros.
Hagios Athanatos,
eleison himas.
Heilige God.
Heilige Sterke.
Heilige Onsterfelijke,
ontferm U over ons.
   

Ik heb om u Egypte en zijn eerstgeborenen gegeseld:
en gij hebt Mij gegeseld en overgeleverd.

Mijn volk, wat heb Ik u gedaan?
of waarmee heb Ik u bedroefd?
Antwoord Mij.

Ik heb u uit Egypte gevoerd en Pharao in de Rode Zee verdronken:
en gij hebt Mij overgeleverd aan de hogepriesters.

Mijn volk, wat heb Ik u gedaan?
of waarmee heb Ik u bedroefd?
Antwoord Mij.

Ik heb voor u de zee geopend:
en gij hebt met een lans mijn zijde geopend.

Mijn volk, wat heb Ik u gedaan?
of waarmee heb Ik u bedroefd?
Antwoord Mij.

Ik ben voor u uitgegaan in de wolkkolom:
en gij hebt Mij naar het rechthuis van Pilatus gevoerd.

Mijn volk, wat heb Ik u gedaan?
of waarmee heb Ik u bedroefd?
Antwoord Mij.

Ik heb u in de woestijn met manna gespijzigd: 
en gij hebt Mij met vuist en gesel geslagen.

Mijn volk, wat heb Ik u gedaan?
of waarmee heb Ik u bedroefd?
Antwoord Mij.

 Ik heb u gelaafd met heilzaam water uit de rots:
en gij hebt Mij gelaafd met gal en azijn.

Mijn volk, wat heb Ik u gedaan?
of waarmee heb Ik u bedroefd?
Antwoord Mij.

Ik heb om u de koningen der Kanaanieten geslagen;
 en gij hebt Mij met een rietstok op het hoofd geslagen.

Mijn volk, wat heb Ik u gedaan?
of waarmee heb Ik u bedroefd?
Antwoord Mij.

Ik heb u een koninklijke scepter gegeven:
en gij hebt Mijn hoofd met doornen gekroond.

Mijn volk, wat heb Ik u gedaan?
of waarmee heb Ik u bedroefd?
Antwoord Mij.

Ik heb u verheven met grote kracht:
en gij hebt Mij gehangen aan het Kruishout.

Mijn volk, wat heb Ik u gedaan?
of waarmee heb Ik u bedroefd?
Antwoord Mij.